Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Wetboek van Koophandel

 

Artikel 425
[1.] Gedurende den tijd, dat de schepeling in dienst van de zeewerkgever aan boord van een schip of in het buitenland verblijft, heeft zijne niet van tafel en bed gescheiden echtgenoote recht op uitbetaling, op den voet als in de volgende leden bepaald, van ten hoogste het twee derde gedeelte van het in geld vastgestelde loon, tot onderhoud van haar en hare kinderen, die niet in staat zijn in hun onderhoud te voorzien.
[2.] De uitbetaling door de zeewerkgever geschiedt aan de echtgenoote tegen overlegging van eene met het oog op de laatste monstering afgegeven verklaring van haren man of beschikking van de kantonrechter van de rechtbank van het arrondissement waarin haar woonplaats is gelegen en wel voor het gedeelte van het aan den schepeling verschuldigde loon, in die verklaring of die beschikking genoemd. Wanneer eene onmiddellijke voorziening wordt vereischt, zal de kantonrechter aanstonds bepalen het gedeelte van het loon van den schepeling, op welks uitbetaling de echtgenoote voorloopig recht heeft tot onderhoud van haar en de kinderen in het eerste lid bedoeld. Deze beschikking behoudt tegenover de zeewerkgever hare kracht gedurende eene maand na den dag harer dagteekening, voor zooveel hem niet voor den afloop van dien termijn de eindbeschikking van den kantonrechter is overgelegd.
[3.] Het gedeelte van het loon, op welks uitbetaling de echtgenoote recht heeft, wordt haar uitgekeerd op de tijdstippen voor de uitbetaling bepaald door de arbeidsovereenkomst of, bij stilzwijgen van deze, door het gebruik of de billijkheid, met dien verstande, dat, indien het loon naar tijdruimte is vastgesteld, de hierbedoelde uitbetaling uiterlijk telkens na eene maand geschiedt.


Jurisprudentie bij dit artikel

  • Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.

  • Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.
  •